
Elke weekend komt mijn vriendje. Gezellig, vind ik. Eerst vrijen we bij en daarna maak ik altijd iets lekkers te eten voor hem. Vandaag was dat pompoensoep. Met zure room. Ik roosterde bruine boterhammen en belegde die met roomboter en pittige oude kaas met mosterd. 'Een aardig tegenwicht bij die romig-zoete soep', dacht ik zo. Na het eten ging hij er eens even lekker voor liggen. Dat doet hij elk weekend, eigenlijk. De hele week is hij druk en komt hij nergens aan toe. Maar bij mij mag hij ontspannen. Dan pakt hij zijn boek, slaat het open daar waar hij vorige week gebleven was en leest. Eén bladzijde, twee misschien en dan hoor ik zijn ademhaling vertragen. En susselt hij tussen zijn lippen. Zo van Zsszuuh, hieie, zsssuhh. Dan slaapt hij de hele middag. 'Zo doe ik energie op', zegt hij altijd. 'Voor de nieuwe week, Kaatootje mijn stootje'. 'Je bent net mijn vader', dacht ik zojuist, terwijl ik mijn jas aantrok en naar buiten ging. Op naar mijn vrienden in de kroeg. Zo doe ik dat elk weekend, eigenlijk.